Het verhaal van Chris...


Home           Chris           Lotty           Hedda

Opa is 16 maart 1881 geboren te St. Annaland op het eiland Tholen, Zeeland als Christiaan Johannes Lanooij.

Zijn grootvader was smid te Sint Annaland.
Aangezien Cornelis (de vader van Chris en de oudste in het gezin) ook smid wilde worden en er geen plaats was voor hem in de smederij van zijn vader, werd hij genoodzaakt een eigen smederij te beginnen.
Hij verhuisde daarom in 1882 naar het naburige dorp Tholen en is dan inmiddels getrouwd met Janna van 't Hof. Hij heeft dan al 2 kinderen, onder wie de kleine Chris.
De nieuwe smederij is geen succes geworden: de klanten uit de omtrek bleven weg. Waarschijnlijk omdat hij zich een slechte kerkganger toonde.
Met beide handen grijpt hij na enkele jaren dan ook de kans, wanneer een ver familielid, werkzaam als veearts bij de Haagse Tram Maatschappij, laat weten dat er een baan beschikbaar is voor een goede hoefsmid bij de toenmalige paardentram.

Er was in de smidse van zijn grootvader een groot open vuur, waarin het metaal werd verhit om te bewerken. Daarin werden de eerste werkstukjes van de jonge Chris gebakken. Jawel "Knikkers", van klei. Alleen alle begin is moeilijk. De knikkers waren niet hard genoeg en sprongen uit elkaar.

         Knikkers  Knikkers

Toen kwam daar op een dag een Belgische karretjesventer voorbij en zette opa op het goede spoor: "Hij zag de ramp van mijn knikkers aan en zei: als ge uwen knikkers, die niet deugen, op den aanbeeld van uwen vader tot pulver slaat en dat met uwen rauwen klei vermengt, springt u dat niet meer, jongske….. ".(Een uitspraak in een kranteninterview (1946) ter gelegenheid van het 50 jarige jubileum als pottenbakker.)
Dat waren woorden die leidde tot een werkzaam leven.

Na de lagere school hielp hij zijn vader in de smidse en zijn moeder in de groentewinkel.
Zij dreef die om het talrijke gezin draaiende te houden.
Opa was 1 van de 10 kinderen die het gezin telde.

Als jonge knul kreeg hij al steeds meer belangstelling voor schilderen en tekenen.
Er is van hem een schilderij van een weggetje op Tholen bekend, dat hij maakte als 14-jarige, tijdens een vakantie bij zijn grootvader. Hij woonde inmiddels in Den Haag ( Omdat er op Tholen te weinig werk was voor zijn vader en hij een baan aangeboden kreeg bij de paardentram in Den Haag, was het gezin daar heen verhuisd).

Er waren mensen die het tekentalent in hem ontdekte en zijn ouders daarop wezen.
Hierdoor ging hij op 12 september 1896 naar Haagse "Plateelbakkerij Rozenburg" en kwam er in dienst als leerling schilder. In de avonduren moesten alle leerlingen tekenles volgen aan de " Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten" in Den Haag.

Al in 1897 ging hij weg bij "Rozenburg".
Bekend is dat hij deelgenomen heeft aan de vlakversiering van het plafond van het vroeger afgebrande " Scala-theater" in Den Haag.
Een lange periode heeft hij gewerkt in Duitsland aan gebouwen in Berlijn en Keulen. Het verhaal gaat dat hij zich als katholiek heeft uitgegeven om in kerken te kunnen schilderen.
Om de kost te verdienen heeft hij o.a. ook biertonnen beletterd.
Daarna is hij als schilder in dienst gegaan van "Plateel bakkerij Zuidholland" in Gouda.
Op een dag, in zijn middagpauze wandelt hij over de Turfsingel en ziet daar aardewerkdraaiers hun potten draaien op hun schijven.
Dit pakt hem zó dat hij dat ook wilde leren. (Dit moet rond 1900 zijn geweest).
Hij bleef nog jaren schilder bij "Plateel bakkerij Zuidholland", maar het was niet wat hij eigelijk wilde.

Over zijn eerste ervaring met het draaien van potten vertelde opa in het reeds genoemde interview :
"Later, in Gouda, besloot ik het vak te leren van onderop, en ik wou in de leer bij een bloempottendraaier".
"Daar ben je al veel te oud voor", zei de bloempottendraaier, "om dat te leren, moet je vanuit de wieg aan de schijf komen staan".
Maar toen ik aanhield, zei hij, "kom dan maar maandag, dan drinken wij een borreltje en de schijven staan leeg, dan kunnen wij eens zien".

Zo leerde hij het draaien van potten en schotels. Leren draaien van potten en schotels         

Daar leerde hij dan pottendraaien.
Later draaide hij ook schotels. Deze werden dan beschilderd met Zeeuwse motieven van schelpen en vissen. En verkocht er zijn eerste stukken.
Hij ging aan het experimenteren met afroomsels van een Tinnegieterij, met Kopervijlsel, met alles wat hij maar kon krijgen als grondstoffen voor zijn glazuren.

"En toen dat getover eenmaal begon, kon ik niet meer ophouden. Dat gaat in het bloed zitten, de schoonheid, weet je? En toen kwam er een dag, dat ik zei: Nu ga ik niets anders meer doen dan pottenbakken".(Nog een uitspraak uit het voornoemde kranteninterview van 1946)

In 1901 moest hij in dienst. Hij kwam bij het 4e Regiment Infanterie. Na een jaar mocht hij daar weg.
Dan in 1906 gaat hij werken bij de "Plateelbakkerij Haga" te Purmerend.( Hij maakte daar kunstaardewerk) Hier kon hij zich bekwamen in andere aspecten van de keramische productie.

En dan ontmoet hij zijn toekomstige vrouw.
Mijn oma was zich, als zijn verloofde, al wel bewust van de gevaarlijke stoffen, waar opa mee werkte, want ze raadde hem melk te drinken als tegengif, in een brief........

Ook uit die brief wisseling blijkt dat het met de fabriek "Haga" niet goed ging en het niet zo lang meer zou duren.( "Haga" ging inderdaad kort daarna failliet).

Dit was eigelijk het startsein om voor zichzelf te beginnen, hij was er aan toe.
Het massale van het fabrieksmatige stond hem tegen en paste niet bij zijn karakter.
Het was in die tijd niet gebruikelijk als je op je zelf verder ging, meestal bleef je verbonden aan een fabriek en voerde je opdrachten uit, maar opa wou meer.
Hij was een pionier op zijn gebied.

Na de geboorte van zijn oudste dochter, Lottie (mijn moeder dus) verhuisde hij naar de Wachtelstraat. zijn werkplaats aan de kleiweg werd te klein. Hij wilde experimenteren en had er daar geen ruimte voor.

Laboratorium aan de Wachtelstraat  Laboratorium aan de Wachtelstraat.

De technieken van samenstellingen van glazuren leerde hij zichzelf uit boeken.
Ook de glazuurkunst uit China boeide hem uitermate en waren een uitdaging voor hem

In de Wachtelstraat bouwde hij zelf een oven die tot 1600° gestookt kon worden.
En een speciaal laboratorium om zijn glazuren samen te stellen.
Een tuinhuisje diende als gipskamer.
Zo is hij begonnen.

De oven werden gestookt met Engelse kolen en turf.
Langzaam aan kreeg hij bekendheid.

In 1910 behaalde hij een internationaal succes, als zijn inzending aan de internationale tentoonstelling te Brussel bekroond wordt met een prijs (Prix d'honneur).
Zijn inzending was gedaan door de " Nederlandse Vereniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst", waarvan hij lid was.

In 1914 is er een tentoonstelling in het "Stedelijk Museum" te Amsterdam met 400 stukken van zijn hand.

Ook in 1914 breekt de 1e Wereldoorlog uit en heeft opa moeilijkheden om aan grondstoffen te komen. Hij was voor een groot deel afhankelijk van grondstoffen uit het buitenland. Nu was hij aangewezen op grondstoffen uit Nederland, maar daar was hij niet zo over te spreken, getuige een brief aan een pottebakkers-collega.

Na de oorlog, toen de verkoopmogelijkheden weer beter werden, voerde hij grote bestellingen uit naar Amerika, o.a. lampenvoeten en kandelaars.

 Lampenvoet met gedraaide houten ondervoet. Lampenvoet met gedraaide houten ondervoet         

Omstreeks die tijd huurde hij in de Papestraat in Den Haag een winkelpand, waar hij zijn eigen werk exposeerde.
Een van zijn zussen runde dit pand, zodat hij zich kon wijden aan nieuwe productie.

Uitnodiging voor de toonzaal  Uitnodiging voor de toonzaal, Den Haag.

Ook deelde opa zijn kennis door in allerlei plaatsen lezingen te geven en demonstraties met uitleg voor genootschappen, verenigingen, onderwijsinstellingen enz.

Soms moest hij zich fel verdedigen tegen mensen die beweerde dat alles aan het toeval te wijten was, als er een stuk goed uit gevallen was. [Meestal was dit uit broodnijd, maar toch jammer.]

Hij heeft hard moeten werken, maar ook moeten worstelen om erkenning voor zijn werk te verwerven
Het is aan zijn doorzettingsvermogen en karakter te danken dat hij door is gegaan.

Door zijn modellen, maar zeer in het bijzonder ook door de glazuren, waarbij zijn motieven bijna steeds aan de natuur waren ontleend, vierde hij triomfen, die hun hoogtepunt vonden op tentoonstellingen in Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Haarlem en Den Bosch. Op al deze exposities nam naast de potterie ook zijn schilderwerk een belangrijke plaats in.
Voordien echter had zijn werk reeds grote aandacht getrokken op tentoonstellingen in Brussel en Parijs (in 1925). Op deze laatste verwierf hij een "medaille d'or". [Een citaat uit: het boekje, behorende bij de tentoonstelling in Epe, door J.A.J. Bauens].

Een goede tijd dus in zaken, maar in zijn gezin ging het niet zo goed.
Hedda, het 5e en laatste kind (Waar ik dus naar vernoemd ben), kreeg kinkhoest en overleed daaraan.
Lottie, had al een tijd lang Malaria, door de ligging van Gouda midden in een waterrijk gebied.
Het advies van de dokter luidde dan ook: "Als je niet nog een kind wilt verliezen, ga dan naar de Veluwe".
Dit was dus de reden waarom ze uit Gouda zijn vertrokken en naar Epe zijn verhuisd.


Epe 1920-1948

In de bosrijke omgeving van Epe aan de Heerderstraatweg koopt hij een vrijstaand huis met enkele hectaren grond er om heen.

         Huize Hedda.  "Huize Hedda."

De verhuizing, zowel van atelier en huisraad, gaat per schip via allerlei binnenvaartwegen.
Voor de aankoop van het nieuwe bezit moet hij zich echter zover in de schulden steken dat hij besluit eerst het huis te verhuren en met zijn gezin in een houten schuur te bivakkeren achter op het terrein.
Het huis, geeft hij de naam "Huize Hedda", naar zijn gestorven zoontje.
Op het terrein staan nog een timmerfabriekje en een houten loods. Opa is handig in bouwen en is dan ook erg blij met overgenomen gereedschappen in het timmerfabriekje.
Voor zijn schoonmoeder bouwt hij een huis in een hoek van het terrein en noemt het "De eekhoorn"

De Eekhoorn.  "De Eekhoorn".    

Hij bouwt ook zijn eigen werkplaatsen.
Even als in Gouda zet hij dit ruim op met verschillende ovenplaatsen, waarvan 1 met 4 vuurgaten, die zeer hoog gestookt kon worden.
Er kwam een toonkamer, een ruimte waar met gips gewerkt werd , enkele glazuur- en draaikamers en een plaats om de klei te mengen.
Dit gebouw groeide steeds verder uit, omdat als een ruimte niet meer voldeed, hij er weer een stuk bij aan bouwde.
In die tijd was het dat Frans Slot, 14 -15 jaar oud zijn intrede deed, als oppas voor de schapen en geiten.
Blijkbaar had hij interesse in wat opa deed, want niet lang daarna werd hij door opa opgeleid tot een bekwaam en hulpvaardig assistent, die na de dood van opa, zelfstandig in het vak is verder gegaan.
Ik weet van mijn moeder dat er altijd mensen waren om te helpen met allerlei dingen. Was het niet voor de beesten dan wel voor de tuin. Ook waren er leerlingen van opa, die het vak wilde leren.
Ook Cees, de jongere broer van mijn moeder, is 6 jaar bij hem in de leer geweest. Cees maakte zelf de ontwerpen, die direct te herkennen zijn aan de ribbels bovenaan de hals en de van boven geopende vorm. Als kenmerk werd er een vuist onder in de bodem (in de nog natte klei) gedrukt. Deze potten werden in open vuur gebakken.
Dat was speciaal, aangezien het meeste andere werk ter bescherming in kapseldozen (grote dekseldozen van vuurvaste specie) de oven in ging Opa bleef verantwoordelijk voor de glazuren.
Misschien een stukje angst dat zijn recepten naar andere handen over zouden gaan. Je kon immers niemand vertrouwen.
Hij had al eens eerder meegemaakt dat zijn kastje met recepten was opengebroken.

Vanaf de jaren twintig neemt opa aan, al eerder genoemde, buitenlandse tentoonstellingen deel. Waaronder de "Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes" in 1925 te Parijs.
Hij verwerft zich daar o.a. deze prijs:

Diplome de Medaille d'Or á C.J.Lanooy.  Diplome de Medaille d'Or á C.J.Lanooy.

In Nederland heeft hij over het land verdeeld verschillende verkoop punten bij kunstzalen. Zijn eigen winkel in de Papestraat te Den Haag heeft hij dan al niet meer.
Geïnteresseerden wisten hem best te vinden op zijn werkadres, waar de ovens meestal in aanwezigheid van genodigden werden uitgepakt.

         Opa zit buiten te draaien voor publiek.  Opa zit buiten te draaien voor publiek.

Zomers was hij een bezienswaardigheid. Dan werd de draaischijf naar buiten gesleept en was hij in de tuin aan het draaien. Als dat te druk werd en hij te veel van zijn werk werd gehouden, werd er 0.25 cent gevraagd.
Dit was ook de prijs als toegang voor de toonkamers.

Men betaalde 25 ct voor de toonkamers.  Men betaalde 25 ct voor de toonkamers.

Opa draaide expres hele kleine potjes om als aandenken mee te geven. (zie de potjes in de kop van deze site).
Een soort van reclame materiaal.
De kleinste is ca. 4,5 cm hoog en de grootste ca. 7 cm. Ze werden ook geglazuurd.

Het volgende fotootje is ook een mooi voorbeeld van dit soort potjes.
Op de bodem staat geschreven: "Lotjepotje Lanooy". Hij heeft het waarschijnlijk voor mijn moeder gemaakt.

Lotjepotje Lanooy.  "Lotjepotje Lanooy", is maar 7 cm. hoog

Het was niet eenvoudig om een heel gezin met vrouw en 4 kinderen en je schoonmoeder en alle beesten (zoals honden, katten, geiten enz.) en alle aanloop die er altijd van koffie en thee met een koekje werd voorzien, te onderhouden.
En dan nog het hele terrein met de nodige reparaties en onderhoud.
Het moet een ijzersterke kerel geweest zijn als je dit allemaal volhoudt.
Natuurlijk stond hij niet alleen en had hij hulp van zijn vrouw en verschillende mensen die kwamen helpen.
Later komen daar de kinderen bij.
Maar toch...........
Hij moest het toch allemaal maar met die 2 handen van hem verdienen.
(Ik heb wel van mensen vernomen dat hij lichamelijk beresterk was).
En als dat niet genoeg was dan pakte hij ander werk aan, met zijn twee rechter handen, en verdiende er zo ergens anders nog wat bij.

Ook andere takken van kunstnijverheid hadden zijn belangstelling.
Hij was verbonden aan de glasfabriek te Leerdam, als ontwerper op contractbasis.
Er werden serie ontwerpen van zijn hand uitgevoerd.
Ook maakte hij er zelf zijn "Unica's".
Een Leerdam Unica (glas) is een met de hand, vrijgeblazen voorwerp (waar er dus maar 1 van gemaakt is).
Vaak hebben die een speciale vorm, samenstelling of toepassing van stoffen.
Copier is hiermee begonnen en opa is hem hierin nagevolgd.
Vooral in die tijd was dat uniek, omdat er daarvoor alleen maar series geproduceerd werden voor gebruiksgoed.
De echte kunstvoorwerpen werden toen geboren.

Hij tekende ook de patronen die oma gebruikte voor handwerken en weefsels.
Er werden kussens, tafelkleden en andere kleine snuisterijen gemaakt , door haar en haar schoonmama, voor de verkoop.
Er was in Epe een plaats waar deze werkstukken tentoongesteld werden en verkocht.
Er waren meer vrouwen die hier hun zelfgemaakte voorwerpen brachten en samen zorgden ze ook voor de verkoop er van.
Het moet er, naar de verhalen, heel gezellig zijn geweeest. Er was tijd voor een praatje en een kopje koffie.
Ook opa heeft er zijn werkstukken tentoongesteld en verkocht.

 De zaal waar de werkstukken van Chris en Belly(rechts) werden tentoongesteld en verkocht. 
         De zaal waar de werkstukken van o.a. Chris en Belly (rechts) werden tentoongesteld en verkocht.         

De patronen vond je natuurlijk ook terug in huis, waar ze verwerkt waren in het gebruiksgoed van de huishouding.
Zij had voor haar huwelijk een opleiding gehad in naaldkunst.
Vandaar dat zij er erg bedreven in was en hielp op die manier ook weer mee aan de verdiensten voor het gezin.
Ik heb al eerder gezegd dat hij een veelzijdige man was. Hij probeerde op allerlei terrein dingen uit.
Zo heeft hij voor de firma "Rath en Doodeheefver" behangsel ontwerpen gemaakt.
Dat moet weer voldoen aan speciale eisen.
Bijvoorbeeld:
Er wordt maar een klein deel van het behang getekend.
Dit wordt steeds herhaald, waardoor het een rol wordt met een terugkerend motief.
Dit kleine deel moet aan alle kanten zo getekend zijn dat het weer aansluit op het volgende deel, wil het een doorlopend geheel vormen.

Voor de firma "Visscher en v. Dissel" ontwierp hij patronen voor damast.
Ik weet van mijn moeder dat hij de patronen tekende en dat zij ze op papier met kleine blokjes uitwerkte voor de weefmachines in de fabriek.
Maar er was nooit een bewijs van!
Terwijl ik er zelf al jaren een bewijs van in de linnenkast had liggen.
Het tafelkleed met de "Sneeuwhoenders". (Ik heb altijd gedacht en begrepen dat het patroon door mijn moeder gemaakt was).

         De Sneeuwhoenders.  Het tafellaken met de Sneeuwhoenders.

Toen ik bij een vriendin kwam (een aangetrouwd familielid van de Visscher-v.Dissel familie) ontdekte we nog een ander kleed met "Pinguïns en vissen", waarvan niet vast stond van wie het was.
Toen ik later tussen tekeningen van opa, die ik aan het doorspitten was voor een ander doel, er twee vond die mij het bewijs bevestigde dat het van Chris Lanooy moest zijn.
Zowel de vis als de pinguïn staan er met nagenoeg dezelfde afbeelding op.

De jaren 1931-1932 worden aangeduid met "de Crisis jaren".
Uit deze periode stammen de vogelborden.
Naast de signatie zijn de meeste gekenmerkt met "Crisis 1931-'32".
Er zijn meerdere borden met de zelfde afbeelding of dezelfde afbeelding in spiegelbeeld. Sommige zijn ook anders van kleur.
Hiervoor gebruikte hij een "Ponsief".
(Als u niet weet wat een ponsief is, kunt u het hier bekijken)

Door middel van deze ponsieven was hij in staat om veel borden in korte tijd te produceren.
Er zijn borden met een gestreepte rand, dit is de hoofd serie. Er naast zijn er met een enkel randje (het zogenaamde "medaillon"), en met een dubbel randje ("het dubbele medaillon").

Hij moest hard werken om toch genoeg geld te verdienen in die moeilijke jaren.
Oma beheerde de financiën en zorgde ervoor dat er tentoonstellingen georganiseerd werden en dat opa aan het werk kon blijven. Zij was het motortje waardoor alles bleef draaien.
Toch bleef zij een figuur op de achtergrond. Opa kreeg alle eer.

Naar verhalen moet opa een goede verkoper geweest zijn.
Als er echt geen geld meer in huis was, werd de auto volgeladen met zijn nieuwste werken en bezocht hij de rijken in de buurt en elders.
Hij moest in die dagen letterlijk zijn stukken aan de man brengen.

Aan het eind van de 30er jaren stelde hij een speciaal verkoop systeem in, wat de naam "contribuantenstelsel" meekreeg.
Als er een klant iets kocht werd er tevens een zegel berekend van 0,50 ct. Die werden op een kaart geplakt tot er fl. 3,50 was betaald.
Wanneer deze kaart vol was kon men iets uitkiezen van fl. 10,--.
Dit zullen waarschijnlijk geen stukken zijn geweest van eerste kwaliteit.
Opa's werkstukken waren over het algemeen hoog geprijsd. Zo werden er voor zeer goed geslaagde vazen en schotels honderden guldens betaald. Zelfs al in zijn Gouda tijd.

Kort na de 2e wereldoorlog overlijdt Oma Belly. Dit was een harde klap voor hem!
Zij had garant gestaan voor de organisatie van de dagelijkse gang van zaken.
Na Oma's overlijden komt een nichtje van hem helpen in de huishouding en neemt de zorg voor de financiën op zich.

Het graf wordt door opa zelf bedacht en in zijn geest uitgevoerd.

 Het graf van Chris en Belly Lanooij - Schuitemaker. Het graf.         

Omstreeks dezelfde tijd ontdekken ze suikerziekte bij hem, wat hem later het leven redden zal.
Hij wordt nl aan het eind van de oorlog opgepakt, en naar "Kamp Amersfoort gebracht.
De ondergrondse van Epe heeft wapens bij hem op het terrein of in huis verborgen.
Door zijn suikerziekte raakt hij in het Kamp in een coma en wordt als een zieke man naar ziekenboeg afgevoerd. Net op die dag worden er een hele groep anderen gefusilleerd. Zo komt hij er wonder boven wonder heelhuids vandaan.

Na de oorlog, als hij weer hersteld is van zijn kampervaringen, gaat hij er weer hard tegenaan.
Er zijn weer tentoonstellingen die hij dan zelf organiseert.
Hij geeft een aantal interviews weg ter gelegenheid van zijn 50 jarig lustrum in 1946. Dit klopt niet helemaal met zijn eerder 25 jarige lustrum in 1925. (Waarom dat zo is weet ik niet).

In 1947 gaat hij naar Zweden, waar hij met een uitnodiging van thuis komt, om daar te komen werken bij de keramische fabriek in Gustavsberg. Dat komt er niet meer van, omdat hij begin 1948 overlijd in zijn huis te Epe.
Door gebeurtenissen in het kamp was hij niet meer zo sterk.
Dan wordt hij bij zijn vrouw begraven.

Normaal gesproken stopt het bestaan van iemand hier, maar mijn opa blijft niet alleen in onze gedachten leven, maar bij velen die hem gekend hebben of die iets van zijn werk in bezit hebben.
Zo leeft hij voort in zijn gedrevenheid om schoonheid te scheppen in zijn glazuren en voorstellingen en dat te delen met anderen.
Ik hoop dat deze website er aan meewerkt om zijn liefde voor de natuur, en de schoonheid daarin door te geven aan anderen.


Home           Chris           Lotty           Hedda

© Hedda van Engelenburg-Lanooij 2014








































































































































Wat is een ponsief?


Een ponsief is een voorgetekend patroon op dun papier.
Alle lijnen van de tekening worden met een dunne prikpen
voorzien van kleine gaatjes.
Dan wordt de tekening op het voorwerp gelegd,.
Met tape of klemmen vastgezet.
Dan wordt er fijn koolstof overheen gewreven,
zodat het door die hele kleine gaatjes op de ondergrond
wordt overgebracht.


Je kunt het zien als een voorloper van het carbonpapier.

Dit zijn een paar voorbeelden van een ponsief.....



Ponsief    Ponsief    Ponsief


Terug naar Het verhaal en lees verder....

© Hedda van Engelenburg-Lanooij 2004-2015